vrijdag 2 december 2016

Jodi Dean over Trump

Hier op de Verso-blog een leuk stuk van Jodi Dean over de recente verkiezingsoverwinning van Trump. Het is niet direct relevant voor ons, maar ik ben geprikkeld door haar suggestie dat de verkiezingsoverwinning direct samenhangt met de logica van wat zij noemt 'communicatief kapitalisme' (en wat Jenkins de opkomst van 'spreadable media' noemt (of: media met een virale logica)). Wat zich verspreidt zijn geen feiten, maar affect.

Dean schrijft: 

In the affective networks of communicative capitalism, facts about the prevalence of raced violence and deportations under Obama, class differences within racial categories, and demographics of non-voters and Trump voters have little registration. With regard to circulatory power, truth and lies, fact and fiction, are indiscriminate. Social media relies on intense statements of personal feeling. It thrives on the circulation of affect. Outrage gets more shares and likes than nuance. Righteousness registers as #courage. 

Politiek is niet zozeer 'post-feitelijk' geworden, maar het 'nieuwe' circuit van netwerken waarin 'affectief beladen signifiers' (beelden, uitspraken, etc.) circuleren vormt een nieuwe semi-publieke ruimte die de 'oude' publieke sfeer (van rechtszaal, tribunaal, parlement, theater) en de 'nieuwe oude' (van de massamedia als krant, tv, radio), zowel aanvult als 'uitwist' (in de zin van 'aufgehoben'), waardoor de 'oude' logica van debat (parlement, theater, etc) en de 'nieuwe oude' van 'propaganda, reclame, onderwijs' (van de massamedia) lijken te 'jammen' - of te worden onderbroken / afgebroken door wat zich viraal verspreidt.

Ik dacht, qua ons onderwerp: zoiets ook met recht. Wat 'overblijft' na een publieke rechtszaal is steeds meer het excess aan affect (o.a. 'outrage' en 'fury') wat zich viraal verspreid.

donderdag 3 november 2016

Reichs-Rundfunk-Prozesses

Waarschijnlijk alleen interessant voor mij Radiotrials, waaronder de Rijksradioprocessen uit 1934, de show-processen na de Nazi-machtsovername van de Nazi's. O.a. Hans Flesch stond hier terecht.

En later die van Lord Hawhaw


vrijdag 28 oktober 2016

Crass, Profanation, Humor, etc.

Vandaag en gisteren las ik, per toeval, na elkaar Giorgio Agamben's essay "in praise of profanation" en het voorwoord van The Aesthetics of Our Anger, een bundel academische artikelen over Anarcho-Punk in de UK van de jaren tachtig. En daarnaast het stuk van Benjamin Noys in Hideous Gnosis over de Franse radicaal-rechtse death metal band Petit Peste. En bij het beluisteren van een Crass-afspeellijkst op Youtube realiseerde ik me ineens iets.

Agamben stelt dat het gebaar van 'profanation' verschilt van dat van 'secularization' omdat het de 'sacrale' structuur niet meeneemt en vertaalt naar iets anders. Profanation is een gebaar van toe-eigening dat kenmerkend is voor 'play,' er zit een speelsheid en 'vitalisme' in. Dit zweefde in mijn achterhoofd toen ik de levendige beschrijvingen van de anarcho-punk scene in de jaren tachtig las, met zijn kraakpanden, zines, pamfletten, bandjes, labels, vegetarische gaarkeukens etc. Deze 'scene' heeft me ook altijd aangesproken (en nog steeds loop ik graag een kraakpand in), en ik moest denken aan Arendt's (en Bifo's & Tikkun's & Autonomia) realisering dat politiek, politisering etc. waardevol zijn in zichzelf. Het gaat niet altijd om wat er met politiek 'bereikt' wordt: het brengt plezier, vitalisme, etc.

Maar toen ik Crass weer opzette (een band die ik niet ken en ongetwijfeld onrecht aandoe) zag ik me weer geconfronteerd met de tenenkrommende serieusheid van veel anarcho-lefto cultuur. De realisering was: 'profanisering' moet 'spel' zijn. Politiek activisme moet de dimensie van 'spelen' behouden wil het niet ontaarden in een nieuwe piëteit.

En, eerlijk is eerlijk, die onuitstaanbare nazi-metalheads uit het Franse platteland (ik zou ze niet graag tegen willen komen) hadden wel humor.


donderdag 7 juli 2016

En ook…. TV

(Als voetnoot bij de vorige post: zoals Jonathan Mittel stelt in dit leuke stuk over the Wire. De TV serie leent zich voor het weergeven van netwerken, protocollen, procedurals - juist omdat het (zoals Modleski al stelde) breekt met het 1-protagonisten-model van cinema. Talloze TV-series (zoals Line of Duty) lijken vooral in procedures geïnteresseerd te zijn.)

Drones, Personhood, Cinema

't Plan was om vorige week 't even over drone-films te hebben tijdens de ESCCS summer school over 'onleesbaarheid.' Mijn idee was dat de complexe algoritmes die drones aansturen voor ons 'onleesbaar' zijn, en dat drone oorlogen daarom 'onvoorstelbaar' zijn geworden (i.e. niet 'te vatten'), en moeilijk representeerbaar in cinema. A.d.h.v. twee recente drone films (Good Kill en Eye in the Sky) wou ik hier iets over zeggen.

Mijn punt was: zoals Schuppli opmerkt: de drone-technologie roept praktische juridisch-moreel-politieke vragen van verantwoordelijkheid op (wie draagt 'schuld'?) die niet goed op te lossen zijn door down the chain of command te gaan en de (menselijke) 'eindverantwoordelijke' voor een aanval te vinden. Drones zijn 'netwerken' (in de Latouriaanse zin van het woord), complexen waarin menselijke, juridische, protocolaire, technologische 'actoren' verknoopt zijn. Er zit niemand meer 'achter' deze netwerken. (Zoals Zizek zou zeggen: er is geen Ander die aan de touwtjes van het netwerk trekt.)

Het punt is: dat laat zich slecht 'vatten' in cinema - of liever: het laat zich niet vatten in 'klassieke' cinema. Zoals Eisenstein al stelde in zijn kritiek op Griffith, de 'Hollywoodstijl' is gebaseerd op melodrama, Balzaciaans realisme etc, waarbij het verhaal draait om een personage dat keuze's maakt etc. Dit blijkt niet alleen uit de inhoud van de verhalen (waarin het individu centraal staat), maar ook uit de 'techniek' van pov-shots, shot-reverse-shot, waardoor we als kijker aan een individu worden 'gehecht.' 

The Good Kill laat in mijn ogen deze kant van cinema zien. De film opent met een scene waarin een Amerikaans militair vanuit Nevada een drone aanstuurt, en we afwisselend extreme close ups van zijn ogen zien, afgewisseld met de beelden geproduceerd door de drones. 

Vanaf het begin van de film worden de 'technische' beelden van de drone dus voor de kijker 'menselijk' gemaakt via de pov shots.

 En ook in de ontknoping van de film wordt de 'drone war' zelf 'vertaald' in een duel, een strijd tussen de soldaat in Nevada en een terrorist (n.b. over een vrouw) en valt daarmee terug in het paradigma over oorlog (oorlog als 'duel') waar volgens Chamayou de drone juist onherroepelijk mee gebroken heeft. (En, zoals Chamayou stelt dit 'duel-paradigma' is verknoopt met de moreel-juridische rechtvaardigingen van oorlogsgeweld).


De film 'verhult' daarmee dus de essentie van drone war - nl het netwerk-aspect - of liever: het toont de onmogelijkheid van ons om deze essentie te zien. (Want zoals Lacan stelt: we 'begrijpen' onze positie in een netwerk altijd in imaginaire termen). Elk moreel debat over de drone trapt in deze imaginaire val.

The Eye in the Sky lijkt in eerste instantie in dezelfde valkuil te stappen. De film draait om de beslissing om via een drone-attack een terroristische aanslag te voorkomen, en de vraag of daarbij een onschuldig leven mag worden opgeofferd. En in film is er veel medelijden met een jong meisje dat via de drone in beeld komt. Er zijn zelfs een aantal tenenkrommende scenes waarin militaire met tranen in de ogen de drone-beelden van een broodverkopend kind bekijken. 



Maar daarnaast toont de film iets complexers. Via 'paralel' editing worden continu verschillende ruimtes aan elkaar gekoppeld waarin gedebatteerd wordt over de beslissing (of liever over de juiste protocollen die tot een beslissing moeten leiden). Daarmee wordt a.h.w. het 'netwerk' getoond achter de drone (een netwerk verbonden via telefoons).

En dit is ook filmisch. Zoals Eisenstein stelt, cinema is ook een medium dat de werkelijkheid op een dialectische wijze kan neerzetten, omdat 'montage' gebruikt kan worden om de 'totaliteit' weer te geven dat het bewustzijn van de individuele actoren overstijgt. Ook dit is ontdekt door Griffith in zijn baanbrekende experimenten met paralel editing, waardoor twee ruimtes met elkaar worden verbonden (via een telefoon), of (in Intolerance) meerdere momenten in de tijd naast elkaar geplaatst worden.




Eye in the Sky laat (i.t.t. The Good Kill) zien dat cinema juist in staat is om netwerken, complexen etc in kaart te brengen. Maar, zo laat de film ook zien: dit gaat ten koste van een morele kritiek, of de pathos die met kritiek gepaard kan gaan. Op het moment dat de menselijke prijs van de drone aanval in beeld gebracht wordt valt de film terug in een bijna Griffethiaans melodrama rond het onschuldige kind, dat ineens niet meer via drones, maar met uitgebreide tracking shots in beeld wordt gebracht.