maandag 7 oktober 2019

Lanoye

De monoloog die Lanoye voorlas was die van Hamlet naar Ophelia. Hij las zijn afwijzing voor, het fragment waarin Shakespeare's Hamlet Ophelia naar een nunnery stuurt. Lanoye vertaalt dit als 'wijvenhuis' - een vertaling waarin het misogyne van Shakespeare benadrukt wordt. (En Lanoye spreekt het woord mooi uit. Laag. Fluisterend. Minachtend.)

Eerder in het interview had hij verteld dat de enige momenten waarop Abke moeite had om de Hamlet-rol te vertolken de misogyne momenten waren.

Lanoye eindigt daarmee ook zijn 'voorstelling' in Leiden - waarbij hij sprak over zijn relatie met zijn moeder - met een moment waarom zijn tekst zijn theatrale project (i.e. het androgyn maken van Hamlet) lijkt te ondermijnen, een moment van expliciete androgynie. Het is ook dit moment dat hij zelf kiest om te vertolken.

Lanoye: 6

Terug naar de voordracht van Lanoye.

Deze was mooi, goed en indrukwekkend. Het liet horen hoe lichamelijk zijn taal is, en hoe mooi de vermenging van vloeken (kut, schijt, etc) en de vijfvoetige jambe is. Hierdoor lijkt de taal van Hamlet een conflict uit te vechten ("Hamlet vs Hamlet"), maar het is niet alleen een strijd tussen twee impulsen (zoals Freud had gesteld over Hamlet in 'Psychopathic Characters on Stage' - het is een strijd tussen twee lichamen: een vloekend lichaam ('kut,' 'schijt,' etc) een lichaam meegenomen op het ritme van vers, een Vlaams lichaam, een Elizabethaans lichaam.

Taal is niet alleen afkomstig van de (symbolische) ander: het is ook de taal van allerlei (imaginaire) anderen. Door te spreken worden we bezeten door andere lichamen.

Lacan, Hamlet (Lanoye): 5

Centraal in Lacan's lezing van Hamlet is niet zozeer de vader (zoals Nicolas Abraham en Bart Vieveen lijken te stellen), maar de moeder. Getruud. Volgens Lacan richt Hamlet zich tot haar met een vraag (demande), en benadert hij haar in het register van het imaginaire.

Marc de Kesel noemde het seminar over Hamlet een sleutelseminar, een overgang naar het zevende seminar omdat we hier niet alleen de vervlechting van het imaginaire en het symbolische zien (het onderwerp van de eerdere seminars), maar het begin van de problematiek van het object.

Lanoye, Hamlet, McLuhan (4)

In The Gutenberg Galaxy beschrijft Marshall McLuhan hoe de modernistische literatuur een grote poging is geweest om literatuur te 'visualiseren' - om te zoeken naar literatuur die 'spreekt' zonder tussenkomst van een innerlijke stem.

McLuhan schreef deze tekst in de jaren vijftig, enkele jaren na de dood van zijn moeder, net als de moeder van Tom een amateur actrice en daarnaast professioneel 'elocutioniste' die training gaf in stembeheersing (terwijl haar zoon zich bekwaamde in speed reading, een techniek waarbij het draait om het 'doden van de innerlijke stem).

Modernisme, zo lijkt McLuhan te stellen, is een literatuur zonder moeder.

Dit is in ieder geval ook de stelling van Friedrich Kittler, naast McLuhan de andere grote foutding father van de mediatheorie. In Discourse Networks 1800/1900 beschrijft hij hoe romantische literatuur bestaat uit een verlangen naar de stem van de moeder. Dit is volgens Kittler niet gek. Het leesonderwijs uit de 18de eeuw werd gegeven door moeders, en draaide om het oproepen van de moederlijke stem.

Hamlet, Lanoye, Lacan, McEwan (3)

Vlak voor Lanoye aan zijn schitterende performance begon, een performance waarvan hij had gevraagd dat hij hem mocht leveren (telkens vroeg hij Peter: ik wil graag voorlezen, kan dat?) vraagt iemand uit het publiek: lees je je werk hardop voor als je schrijft.

Dit is een goede vraag. Lanoye's werk - en vooral zijn Shakespeare vertalingen - hebben een sterk 'orale' klank, niet alleen omdat ze in vers zijn, maar ook vanwege het gebruik van wat, met een suf woord, 'spreektaal' wordt genoemd: regionaal dialect en zgn 'schuttingwoorden' - taalgebruik dat de 'literatuur' normaal gesproken buiten de deur houdt.

(Dit gebeurt ook in de Eerste-wereldoorlog-gedichten, mooi geanalyseerd door Madeleine Kasten)

Lanoye antwoordt, 'nee, dat hoef ik niet te doen. Als ik schrijf hoor ik altijd een innerlijke stem,' en hij vervolgt door kort uit te legen wat een Iambische Pentameter is, waarbij hij, op een bijna lichamelijke manier het ritme van het jambe voordoet. teTAM, teTAM, teTAM, teTAM, TeTAM, 'Te zijn of nie, dat is de kwestie.' Hij maakt er een handgebaar bij.

Een 'iambische pentameter': het is de stem waarvan het ritme wordt overgenomen door een ander ritme. Een lichaam dat bezeten wordt door een ander lichaam. Een lichaam dat verdubbeld is. Een theaterlichaam.

Lanoye, Hamlet, Lacan (2)

Lanoye's Hamlet spreekt via het lichaam van een zwangere vrouw. Het lichaam is een moederlichaam.

Hierdoor lijkt Hamlet vs Hamlet het perfecte companion piece van Ian McEwan's Nutshell, de hervertelling van Hamlet waarin de Deense prins de gedaante heeft van een foetus.


In McEwans' novelle hoort Hamlet-de-Feutus door de baarmoederwand stemmen. Hij hoort ze niet alleen, hij verstaat ze.

McEwan roept daarmee een beeld op dat psychoanalytische theorie in de jaren tachtig en negentig obsedeerde: dat van het ongeboren - of preoedipale - kind dat de stem van de moeder hoort (Kristeva, Rosello, Silverman). De stem van de moeder is daarmee niet alleen een part object (Lacan), maar de stem van de moeder ligt aan de basis van wat Kristeva het semiotische noemde, taal in zijn niet-semantische, maar sonore register. Het semiotische is het terrein van de stem, in plaats van de taal. Maar daarom, zo stelt ook het terrein van (avant-garde) literatuur. Van schrijvers die, zoals Celine, kiezen om in hun werk te spreken in-naam-van-de-moeder in plaats van de vader.

Ewan's feutes, is echter, net als Hamlet opvallend welbespraakt. Het luistert ook niet zozeer naar de stem van de moeder, maar naar de radio: naar BBC4, naar podcasts.






Lanoye, Lacan, Hamlet (1)

Het gesprek tussen Peter Verstraten en Tom Lanoye op de studiedag Psychoanalyse en Cultuur eindigde in een moment waarop Lanoye een anekdote vertelde - vlak voordat hij een stuk voorlas uit Hamlet vs Hamlet, en dat werd gebracht als een soort 'denouement' van het interview (dat een 'literair genre' wordt genoemd door Lanoye).

Tijdens het gesprek waarin - zoals in elk goed interview- verschillende onderwerpen werden aangesneden, waren er twee terugkerende onderwerpen: ten eerste, de rol van Lanoye's moeder, slagersvrouw en actrice, en haar rol in de ontwikkeling van de belangstelling van Lanoye voor het theater. In zijn kindertijd was het theater, zo vertelde Lanoye, een plek waarin hij zijn moeder kon bewonderen - maar waar hij ook afstand moest behouden van haar. Zo vertelde hij dat hij als kind eens mee het podium op mocht om applaus in ontvangst te nemen, op dit moment - in deze schemering tussen theater en realiteit, fictie en feit (het stuk is ten einde, maar de magie van het theater bestaat nog), zegt zijn moeder: 'onhou: zo lang we op het podium staan ben ik niet je moeder.'

Daarnaast ging het veel over zijn keuze om Hamlet te laten spelen door een vrouw, Abke Haring, waardoor de adolescentie, en daarmee samenhangende androgynie van Hamlet beter voelbaar, aldus Lanoye. 


Nadat Haring de Louis d'or (?) in ontvangst nam, en Lanoye naast haar op het podium staat, fluistert zij hem toe 'Tom, ik ben Zwanger.' 

Waardoor - zo stelde Lanoye glunderend - zijn Hamlet de gedaante aannam van een zwangere vrouw. Een moeder.