maandag 7 oktober 2019

Hamlet, Lanoye, Lacan, McEwan (3)

Vlak voor Lanoye aan zijn schitterende performance begon, een performance waarvan hij had gevraagd dat hij hem mocht leveren (telkens vroeg hij Peter: ik wil graag voorlezen, kan dat?) vraagt iemand uit het publiek: lees je je werk hardop voor als je schrijft.

Dit is een goede vraag. Lanoye's werk - en vooral zijn Shakespeare vertalingen - hebben een sterk 'orale' klank, niet alleen omdat ze in vers zijn, maar ook vanwege het gebruik van wat, met een suf woord, 'spreektaal' wordt genoemd: regionaal dialect en zgn 'schuttingwoorden' - taalgebruik dat de 'literatuur' normaal gesproken buiten de deur houdt.

(Dit gebeurt ook in de Eerste-wereldoorlog-gedichten, mooi geanalyseerd door Madeleine Kasten)

Lanoye antwoordt, 'nee, dat hoef ik niet te doen. Als ik schrijf hoor ik altijd een innerlijke stem,' en hij vervolgt door kort uit te legen wat een Iambische Pentameter is, waarbij hij, op een bijna lichamelijke manier het ritme van het jambe voordoet. teTAM, teTAM, teTAM, teTAM, TeTAM, 'Te zijn of nie, dat is de kwestie.' Hij maakt er een handgebaar bij.

Een 'iambische pentameter': het is de stem waarvan het ritme wordt overgenomen door een ander ritme. Een lichaam dat bezeten wordt door een ander lichaam. Een lichaam dat verdubbeld is. Een theaterlichaam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten